“Misschien zijn wij wel niet de geschikte school voor jou!” Heel voorzichtig probeert ze het idee in zijn hoofd te introduceren. Maar hij laat zich niet van de wijs brengen.
“Misschien ben ik wel geen geschikte leerling voor jullie school!” dient hij haar snel van repliek. Zij en ik schieten beide in de lach. Maar een fractie van tijd later steekt het als een mes door mijn hart: mijn kind, mijn prachtige, unieke, slimme, lieve, dromerige benjamin, begint zijn gedachten én zijn woorden steeds meer de kant van de fatale boodschap uit te sturen: ik ben niet geschikt.

Ik kan je niet beschrijven hoe het is als je je kind zijn leven lang al ziet worstelen om een plekje te vinden. En dan vooral een plekje dat acceptabel is binnen de kaders van onze maatschappij. Het is alsof hij wankelt over een dunne lijn boven een afgrond, terwijl ik achter hem sta, op de rots; mijn ene oog op de gapende diepte onder hem, en het andere oog gespannen op hemzelf gericht, terwijl ik allerlei aanwijzingen en bemoedigingen naar hem roep. Alleen ziet hij de afgrond niet, al voelt hij wel de zwaartekracht die ervan uit gaat. En hoort hij mijn roepen niet, omdat de wind die het wegblaast sterker is dan mijn kracht. Ik voel me totaal machteloos.
Net wanneer je denkt: nu is er rust!, komt de puberteit met zijn zweterige, zwarte klauwen om de hoek sluipen. Eén moment zie je de bekende, stralende lach twinkelen in de ogen van je zo geliefde, kostbare kind – een volgend is hij weg, is er een muur opgetrokken, en is hij onbereikbaar geworden voor al je zorg en liefde, waarmee je blijft zitten als een gesloten café met de tap nog vol.
Mijn gedachten gaan met me aan de haal. Een vaag schuldgevoel dringt zich aan me op: had ik niet nog meer moeten geven? Heb ik wel genoeg gedaan? Net als menig moeder loop ik zo vanzelfsprekend met mijn zorg op mijn rug als een ieniemienie brugpieper met zijn veel-te-grote rugzak. En niemand is ermee geholpen.
God maakt geen fouten. Elk kind, door Hem ontworpen, is geschapen naar Zijn beeld, gemaakt om iets van Zijn heerlijkheid af te spiegelen. Alleen is de lat van de wereld waarin het is neergezet zo hoog, zo lang en zo anders verdeeld dan de schaal waarmee de Schepper meet. En wat besluiten wij als met dat kind gezegende ouders, dan vervolgens?
Terug naar die afgrond. Het zijn niet alleen mijn gedachten die met me aan de haal gaan. Het is ook mijn emotie, die zich weer laat vangen door de illusie van gevaar. Dat er niet is. Want we lopen gewoon op stevige ondergrond.
Elke kuil lijkt meters diep, maar wanneer we erin vallen, kruipen we er, met of zonder hulp, wel weer uit. En ja, soms lukt dat niet en moeten we eruit gehesen worden. Maar we zullen niet te pletter vallen.
Ik zucht maar eens even diep. De deur naar het fenomeen dat gepaard gaat met puistjes, vreetbuien, humeuren en hormonen, is al zolang open dat het begint te tochten. Het wordt tijd dat ik de deur naar de kindertijd van mijn telgen eens achter me dicht trek. En om maar eens in de aloude loop- en wandelmetaforensfeer te blijven: hij komt er wel. One way or another. En ik ook, al wankelend en lerend. Want ik weet Wie er aan mijn zijde is.
“Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
Psalm 16:8
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.”